Dansen en leren dansen
Als je danst, ben je met vier aspecten tegelijk bezig: het lichaam, de ruimte, tijd en kracht. Daar moet je je van bewust zijn als je kinderen wilt leren dansen. Welke methode je daarvoor gebruikt, hangt af van de dans en het doel dat je voor ogen staat. Hiermee gaan we aan het werk in de teamtraining Dans.
Dansen doe je met je lichaam
Dansen doe je met je lichaam als geheel en ook met afzonderlijke lichaamsdelen. In de teamtraining kijken we naar de verbanden tussen lichaamsdelen, zoals boven/onder, links/rechts. Dansen kan bovendien van alles zijn: springen, lopen, draaien, vallen.
Dansen doe je in een ruimte
We kijken naar de fysieke ruimte waarin de kinderen dansen, zoals het gymlokaal, en naar de ruimte die ze in dat lokaal in beslag nemen. Gebruik je de hele vloer of een klein hoekje. Je kunt je naar de toeschouwers richten of in jezelf wegkruipen.
Dansen kost tijd
Het aspect tijd gaat over de duur van de bewegingen. Beweeg je snel of langzaam, vertragend of versnellend, maak je korte of lange bewegingen, met of zonder pauzes? Ook maat, ritme of cadans van de muziek kan bepalend zijn voor wanneer je beweegt.
Dansen vraagt energie
Bij het dansen gebruik je energie voor inspanning en ontspanning. Je kunt energie vrij laten stromen, maar je kunt het ook gebruiken voor krachtige of zwakke, sterke of lichte bewegingen. Dat kan op allerlei manieren: stoten, duwen, glijden, bibberen, zweven etc.
Leermethodes in een dansles
Welke leermethode je kiest voor je dansles, hangt af van de dans, de kinderen en het doel dat je wilt bereiken. Enkele methoden zijn: vertragingsmethode, herhalingsmethode, follow the leader, ontwikkelingsmethode en deelopbouw methode.
Bij de teamtraining gaan we hier uiteraard dieper op in, met het doel dat leerkrachten zelf aan de slag kunnen met de lessen uit de leerlijn.